Handgeschreven gelegenheidsgedicht uit 1775 door “secretaris” Van der Meer, ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de intrede van zijn nicht Anna Maria Barbara Van der Meer als begijn in het begijnhof van Sint-Catharina te Tongeren, op juni 1725

Handgeschreven tekst op perkamentpapier, op rol, met gesculpteerde houten houders aan de uiteinden, in mooi uniform handschrift. Afmetingen van het document: hoogte 63cm., breedte: 48cm. De houten rollen zijn 58cm. breed. De tekst is in het Nederlands, het gedicht is ondertekend door Van der Meer – met daarin een chronogram verwerkt. Het gelegenheidsgedicht is opgedragen aan Anna Maria Barb. Van der Meer, geboren te Tongeren, die op 15 mei 1725 intrad in het het Tongerse begijnhof en op 11 mei 1727 haar professie (geloften) deed. Ze wordt vermeld door Ch. Thys in zijn “Histoire du béguinage de Tongres” (1881) op p.199 onder de alternatieve naam “Marie-Anne Meers", Aanvang van het handschrift: “De waere ende Eedele volherdende Deught betracht door de stantvastige ende Godtminnende jouffr. Maria Anna Barb. VanderMeer bewesen op haeren vijftighsten jaerighen jubeldagh in het vermaert Begijnhof genaemt Ste Catherinen Dal binnen Tongeren den 28 meij 1775”, Zeldzaam uniek 18e eeuws document – in goede staat (het papier is enkel onderaan wat sprok) - betreffende het begijnhof van Tongeren dat sinds 1998 op de Unesco-werelderfgoedlijst prijkt, L115270